In veel van de 20 gebieden van het Nationaal Programma Leefbaarheid en Veiligheid (NPLV) spelen problemen rond Oost-Europese arbeidsmigranten in grotere mate dan in andere gebieden in Nederland. Op deze pagina staat een overzicht van best-practices van gemeenten.
Vaak is de lage WOZ-waarde van de huizen een indicatie van problemen. Kopers (huisjesmelkers) hebben goedkope woningen gekocht om er arbeidsmigranten in onder te brengen die in de nabije of verdere omgeving werken. Dat zijn er vaak te veel voor de betreffende woning. Het gevolg is overbewoning, overlast, uitbuiting (te hoge huur voor kamer of matras), dakloosheid, geen of foutieve woonadresregistratie in het Basisregistratie Personen (BRP) of de Registratie Niet-Ingezetenen (RNI). Ook ontstaat er druk op de scholen door veel kinderen met een taalachterstand en de vele wisselingen, en is toegang tot de zorg een probleem.
Best practices gemeenten
In de 20 gebieden hebben gemeenten en programmabureaus op sommige en wisselende thema’s zelf oplossingen voor problemen gezocht. Deze best-practices kunnen een voorbeeld zijn voor anderen.
Bekend is dat gemeenten soms een beter inzicht in het instrumentarium voor de huurmarkt zouden willen hebben. Zo kunnen zij de bestaande wet- en regelgeving goed toepassen en misstanden verhelpen. Maar overbewoning is soms moeilijk aan te pakken door het gebrek aan alternatieve woonruimte.
Gemeente Roosendaal gaat inzetten op een nieuwe Omgevingsvisie waarin geen nieuwe ruimte voor grootschalige logistieke bedrijven meer beschikbaar komt. De reden hiervoor is schaarste aan voldoende ruimte voor wonen, natuur en recreatie, en diverse economische functies. Daarnaast zit Roosendaal aan haar limiet voor wat betreft de huisvesting van arbeidsmigranten die bij de logistieke bedrijven werken.
In de gemeenten Roosendaal en Vlaardingen komen meer woningen door short/mid-stay voorzieningen.
Gemeente Roosendaal
Gemeente Roosendaal heeft nieuwbouw short/mid stay voorzieningen voor arbeidsmigranten laten realiseren. Er worden meerdere complexen met deze voorzieningen door bedrijven gerealiseerd met in totaal 1.100 plaatsen. Twee van deze projecten (+/- 700 plaatsen) lopen vertraging op vanwege bezwaren van omwonenden.
Gemeente Vlaardingen
Ook de gemeente Vlaardingen zet in op short/mid-stay voorzieningen, in dit geval nadrukkelijk buiten het focusgebied Westwijk. Het doel is om arbeidsmigranten beter te huisvesten en te spreiden, zodat de wijk wordt ontlast. De voorzieningen worden gerealiseerd door een van de uitzenders waar de gemeente een convenant mee heeft gesloten. Vlaardingen zet in op 1.500 short/mid stay voorzieningen in 2025, maar blijft steken op 1.200. De gemeente krijgt middelen uit het Volkshuisvestingsfonds voor de sloop van leegstaande panden.
In de wijk Carnisse in Rotterdam loopt een pilot waarbij er wordt gecontroleerd op vergunningsverlening voor de verhuur. Hierbij kan ook worden gehandhaafd op te hoge huren, als daarvan sprake is. Als dit wordt geconstateerd worden de pandjesbazen aangeschreven met het bericht dat ze volgens het huurstelsel te hoge huren vragen en dat ze dit moeten aanpassen naar het niveau dat aan de normen voldoet.
De gemeente Rotterdam schrijft daarnaast pandeigenaren aan met een last onder dwangsom als hun woningen achterblijven in onderhoud. Als de maatregelen niet getroffen worden, moet de eigenaar een dwangsom betalen. Rotterdam gaat over tot het zelf uitvoeren (bestuursdwang) van het onderhoud als er sprake is van een gevaarlijke situatie. In dat geval brengt zij de kosten achteraf in rekening bij de eigenaar.
De gemeente Zaanstad heeft een opkoopbescherming/anti-speculatiebeding op woningen onder de € 300.000, om te zorgen dat woningen in het laagste segment niet te makkelijk kunnen worden opgekocht om vervolgens te verhuren aan arbeidsmigranten. Het interventieteam van de gemeente controleert hierop.
Hieronder staan de best practices van de gemeenten Rotterdam, Westland en Zaanstad op het gebied van registratie van arbeidsmigranten.
Gemeente Rotterdam
De gemeente Rotterdam laat arbeidsmigranten die niet goed staan geregistreerd bij controle zich ter plekke inschrijven in de BRP. Hierbij wordt gebruik gemaakt van een voorlopig eerste vestigingsformulier. Daarna moet de betrokkene de gevraagde documenten overleggen aan de balie van het gemeentehuis. Wanneer de gemeente erachterkomt dat de inschrijving in het BRP leidt tot het op straat zetten van mensen door pandjesbazen, gaat de gemeente het gesprek aan. Er kan dan een last onder dwangsom worden opgelegd, of een alternatief traject worden ingezet.
Gemeente Westland
De gemeente Westland, tussen Den Haag en Rotterdam, schrijft sinds 2011 alle in Westland verblijvende arbeidsmigranten in de BRP in als ingezetene, waarbij het klantcontact is verkort van 25 tot 3 minuten, met behoud van identiteits- en documentcontrole en andere wettelijke verplichtingen. Ook uitschrijving bij emigratie en verhuizing is geregeld, wat leidt tot een kleiner aantal adresonderzoeken.
Intussen werkt de gemeente met ongeveer 50 werkgevers en heeft inzicht in circa 95% van de huisvestingslocaties. Op basis van het besluit van de gemeenteraad krijgen werkgevers en huisvesters die niet met de gemeente willen samenwerken bij registratie de aanslag toeristenbelasting. Deze wordt met terugwerkende kracht geheven voor de periode dat arbeidsmigranten woonachtig waren in het pand. Dat een werkgever of huisvester niet wil meewerken gebeurt sporadisch. De hoogste boete die hierbij is opgelegd is € 240.000.
Gemeente Zaanstad
De gemeente Zaanstad heeft aan een pilot meegedaan waarbij de gemeente gebruik mocht maken van de gegevens van het RNI-loket. De adressen konden door de gemeente worden gebruikt om te controleren of mensen woonden op het adres dat in het RNI stond opgegeven. Daardoor heeft de gemeente meer zicht op waar arbeidsmigranten gaan wonen (de precieze wijken en straten).
De gemeente Venlo (geen NPLV-gebied, maar kampt met dezelfde problemen op dit gebied) zet in op het leren van de Nederlandse taal door arbeidsmigranten. Daarom organiseert de gemeente het 10.000 talen project. Het doel is om 10.000 arbeidsmigranten te bereiken om de Nederlandse taal te leren. Dat gebeurt in een samenwerking tussen bedrijven, overheid en taalaanbieders.