Een cumulatie van problemen. Een zichtbare tweedeling. Een integrale en gebiedsgerichte aanpak. Herkenbare en vanzelfsprekende termen, toch? Zo ook voor Maurice Cramers, al decennialang betrokken bij het Nederlandse stedenbeleid. Juist daarom vroeg hij zich af hoe het kan dat de woorden waarmee we opgaven beschrijven in de tijd veranderen of juist standhouden. En ook hoe woorden invloed hebben op wat we als feiten beschouwen en via die weg op beleid. Zijn uitgebreide onderzoek hiernaar vertaalde hij op toegankelijke wijze in zijn boek ‘De Haagse feitenfabriek’, dat deze maand verscheen.
Maurice Cramers was als beleidsambtenaar onder andere betrokken bij het grotestedenbeleid, de wijkenaanpak van Ella Vogelaar en het Nationaal Programma Rotterdam Zuid. Op dit moment zet hij zijn kennis in voor het Nationaal Programma Leefbaarheid en Veiligheid (NPLV).
De stoute schoenen aan
Cramers vertelt tijdens zijn boekpresentatie dat hij voor dit boek zijn ‘stoute schoenen’ heeft aangetrokken. In zijn loopbaan merkte hij namelijk voortdurend dat termen als integrale aanpak of gebiedsgericht werken in beleid steeds terugkomen en als feit worden gezien. Andere termen bleken juist vluchtig. De vraag hoe dat precies werkt bleef prikkelen, en daarom ging hij op uitgebreide ontdekkingsreis. Hij ontdekte hierin negen ‘aanjagers’ die tonen hoe feiten geproduceerd en bevestigd worden. Tegelijkertijd bieden ze stof tot nadenken en reflectie voor iedereen die zich met (steden)beleid bezighoudt.
Beeld: © Nadine van den Berg
Maurice Cramers.
Zoeken van bondgenoten en taal en metaforen
Eén van de negen aanjagers die Cramers in zijn boek noemt, is het zoeken van bondgenoten. “Als de minister de opgaven benoemt en burgemeesters, politie en corporaties bevestigen dat, dan staat dat feit sterker. Kritiek mag, maar met bondgenoten achter je wordt het uitdagender om het tegen te spreken.” Ook taal en metaforen spelen een grote rol bij het waarmaken van feiten in beleid. Termen als ‘integrale aanpak’ of ‘partnerschap’ en beelden zoals een ‘tweedeling’ zijn herkenbaar en geven houvast. Dat motiveert én mobiliseert om samen aan oplossingen te werken. “Voor complexe uitdagingen in steden is dat hard nodig en daarom ook effectief’’, stelt Cramers.
Andere woorden leiden tot andere feiten en zo tot andere arrangementen, constateert Cramers. “Zo spreken we nu minder over ruimtelijke segregatie en inburgering dan tien jaar geleden en meer over herstructureren, bestaanszekerheid en kansenongelijkheid. Die andere woorden mobiliseren andere departementen en partners in stedenbeleid.”
Als termen standhouden, beginnen ze waar te worden
Cramers sluit af met een duidelijke boodschap: het creëren van feiten is mensenwerk. Blijf dus altijd kritisch nadenken en je afvragen of je je doel bereikt, hoe logisch termen ook klinken. “Want als termen standhouden, beginnen ze waar te worden”, zegt hij. “En niet andersom.” Als bijvoorbeeld gemeenten, woningcorporaties, politie en welzijnsorganisaties in een alliantie binnen het NPLV elkaar steeds bevestigen, ontstaat handelingsperspectief. En dat is maar goed ook, stelt hij, “anders komen we niet in actie.”
Zo zijn we het er over eens dat het tegengaan van een concentratie van armoede in wijken, investeren in onderwijs en gemengde wijken de leefbaarheid verbeteren. “Dat brengt ons in beweging, maar het is zaak om daarbij oog te houden voor andere invalshoeken van spelers die soms minder in beeld zijn”, zegt Cramers. In zijn boek wijst hij daarbij op bewoners die als ervaringsdeskundigen binnen de NPLV-gebieden waardevolle inzichten aandragen. “Juist innovatie kan zorgen voor oplossingen die niet altijd voor de hand liggen, maar wel bijzonder effectief zijn. Wees je als beleidsmaker dus altijd bewust waar je vandaan komt en zoom geregeld uit”, geeft Cramers mee.
'De Haagse feitenfabriek’ is te koop bij Uitgeverij van Gennep.